-
1 iemand de toekomst voorspellen
iemand de toekomst voorspellenprédire l'avenir à qn. -
2 iemand een gouden toekomst voorspellen
iemand een gouden toekomst voorspellenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand een gouden toekomst voorspellen
-
3 voorspellen
voorspellen1 [profeteren] prédire2 [zijn prognose geven over] prévoir3 [beloven] présager♦voorbeelden:1 iemand de toekomst voorspellen • prédire l'avenir à qn.ik heb het u wel voorspeld • je vous l'avais dit3 zijn woedende blikken voorspelden niet veel goeds • ses regards furieux ne présageaient rien de bon -
4 voorspellen
voorspellen1 [profeteren] predict2 [zijn prognose geven over] predict, forecast3 [beloven] promise♦voorbeelden:ik heb het u wel voorspeld • I told you so3 dat voorspelt niet veel goeds • that doesn't bode well, that looks/sounds badgoeds/kwaads voorspellen (voor) • bode well/ill (for) -
5 aventure
aventure [aavãtuur]〈v.〉1 avontuur♦voorbeelden:courir les aventures • het avontuur zoekendire la bonne aventure à qn. • iemand de toekomst voorspellententer l'aventure • zijn geluk beproeven, een kansje wagenà l'aventure • op goed geluk, op de bonnefooif -
6 dire la bonne aventure à qn.
dire la bonne aventure à qn.Dictionnaire français-néerlandais > dire la bonne aventure à qn.
-
7 Karte
Karte〈v.; Karte, Karten〉2 (prent)briefkaart, ansicht♦voorbeelden:nach der Karte essen • à la carte eten3 die Karten abheben • de kaarten afnemen, couperen〈 figuurlijk〉 seine Karten aufdecken, offen legen, (offen) auf den Tisch legen • de kaarten op tafel gooien, zijn kaarten blootleggenjemandem die Karten legen • iemand de toekomst voorspellenKarten spielen, 〈 informeel〉dreschen, kloppen • kaarten, kaartspelen, een kaartje leggen〈 figuurlijk〉 mit gezinkten Karten spielen • kromme gangen gaan, vals spelen -
8 jemandem die Karten legen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem die Karten legen
-
9 reading in coffee grounds
in koffiedik lezen (toekomst voorspellen van iemand door middel van koffiedik (drab van kopje koffie) -
10 carte
carte [kaart]〈v.〉1 kaart♦voorbeelden:carte de chemin de fer • spoorkaartjecarte de crédit • creditcardcarte d'entrée • toegangsbewijscarte d'étudiant • collegekaartcarte de famille nombreuse • reductiekaart voor grote gezinnencarte d'identité • persoonsbewijs, identiteitskaartcarte jeunes • CJP, cultureel jongerenpaspoortcarte de membre • lidmaatschapskaartcarte à mémoire • chipkaartcarte de paiement • betaalkaartcarte de presse • perskaartcarte à puce(s) • chipkaart, chipknipcarte de séjour • verblijfsvergunningcarte de travail • werkvergunningcarte (de visite) • visitekaartjecarte de voeux • wenskaartcarte bancaire • bankpasje, pinpascarte bleue •〈creditcard; buiten Frankrijk betaalbaar door Visa〉carte magnétique • magneetpascarte multiple • strippenkaartcarte orange • maandkaart voor de metrocarte privative • chipkaart, slimme betaalkaart, smartcardcarte vermeil • 65+-pas, bejaardenpasdonner carte blanche à qn. • iemand de vrije hand gevenéchanger sa carte avec qn. • iemand tot een duel uitdagenlaisser sa carte • zijn (visite)kaartje afgevenfemme, fille en carte • geregistreerde prostitueefausse carte • slechte kaartc'est la carte forcée • er is geen keuscarte maîtresse • troefkaartavoir toutes les cartes dans son jeu • alle troeven in de hand hebbenbattre, mêler les cartes • de kaarten schuddenbrouiller les cartes • de boel in de war sturen, een rookgordijn aanleggencouper les cartes • couperenjouer aux cartes • kaartenjouer sa dernière carte • zijn laatste troef uitspelenjouer cartes sur table • (met) open kaart spelenjouer la carte de qc. • alles op iets zettenavoir plus d'une carte dans son jeu • meer dan één pijl op zijn boog hebbencarte muette • blinde kaartcarte routière, touristique • wegenkaartdresser la carte d'une région • een streek in kaart brengencarte au 1/100.000 • kaart op schaal 1:100.0004 à la carte • naar keuze, à la carte————————carte (de visite)f1) kaart2) speelkaart3) landkaart4) spijskaart -
11 read
n. lezen--------v. lezen; voorlezen; begrijpen; leren; uitleggenread1[ rie:d] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉♦voorbeelden:that book is a terrific read • dat is een heerlijk boek om te lezen————————read22 zich laten lezen ⇒ lezen, ken3 moeten worden gelezen ⇒ gaan, lopen♦voorbeelden:Ibsen's plays read easily • de stukken van Ibsen lezen gemakkelijk♦voorbeelden:1 read over/through • doorlezen, overlezen1 lezen ⇒ begrijpen, weten te gebruiken4 aangeven ⇒ tonen, laten zien♦voorbeelden:read music • muziek lezen2 this poem may be read in various ways • dit gedicht kan op verschillende manieren geïnterpreteerd wordenwidely read • zeer belezenread up • bestuderenhe read more into her words than she'd ever meant • hij had meer in haar woorden gelegd dan zij ooit had bedoeld -
12 shaman
-
13 tirer, faire les cartes à qn.
tirer, faire les cartes à qn.Dictionnaire français-néerlandais > tirer, faire les cartes à qn.
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский